In het rapport De Staat van het Onderwijs 2023 staan visuele overzichtspagina's met de trends in het onderwijs. U vindt hier de relevante onderzochte informatie per sector. De informatie gaat over leerlingen, leerkrachten en lessen en over sturing.
Als u naar beneden scrolt ziet u de sectoren: primair onderwijs, voortgezet onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en tot slot hoger beroepsonderwijs.
De staat van het primair onderwijs
We zien lichtpunten in de ontwikkeling van basisvaardigheden en gelijke kansen. Zo hebben de kinderen met de grootste achterstand op de basisvaardigheden in het primair onderwijs een inhaalslag gemaakt. Het beleid van scholen om zich op hen te concentreren, lijkt vruchten af te werpen. Ook herziene en dubbele schooladviezen bieden leerlingen meer kansen. Zo komt een krappe meerderheid van de leerlingen met een meervoudig advies voor het vervolgonderwijs op het hoogste adviesniveau of zelfs op een niveau daarboven uit.
Door het hele onderwijs is eensgezindheid over de belangrijkste opgaven in het onderwijs. Uit gesprekken met honderden besturen, scholen en opleidingen blijkt dat men de noodzaak ziet om extra aandacht aan taal, rekenen en burgerschap te schenken en dat men hier werk van wil maken. We zien ook dat die erkenning nog niet overal is omgezet in concrete plannen en ambitieuze doelen. Het primair onderwijs vormt hierop een positieve uitzondering. Hier zeggen besturen en scholen vaker dan in andere onderwijssectoren dat ze streven naar een percentage behaalde referentieniveaus voor taal en rekenen dat minimaal gelijk is aan het landelijk gemiddelde.
Gezien het oplopende lerarentekort, heeft het behoud van leraren hoge prioriteit. Een goede begeleiding van beginnende leraren is daarom belangrijk. Van besturen mag worden verwacht dat zij schoolleiders en leraren stimuleren en faciliteren om af en toe afstand te nemen en tijd te nemen voor reflectie en ontwikkeling.
De staat van het (voortgezet) speciaal onderwijs
Voor leerlingen die het speciaal onderwijs (so) verlieten is voor het eerst zicht op het behalen van de referentieniveaus voor taal en rekenen. Een groot deel van de so-leerlingen die hebben deelgenomen aan de eindtoets beheerste minstens het fundamentele niveau voor lezen en taalverzorging, maar dit percentage is lager voor rekenen. Veel besturen en scholen hebben concrete doelen voor taal en rekenen, maar slechts een minderheid van de scholen heeft een visie en concrete doelen voor de basisvaardigheid burgerschap.
Alhoewel het lerarentekort iets is gedaald, is de omvang van het tekort in het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) nog steeds groot en zal het de komende jaren aanhouden. Om uitval van leraren te voorkomen, is onder meer een goede begeleiding van beginnende leraren noodzakelijk.
Het arbeidsperspectief voor leerlingen die uitstromen uit het arbeidsmarkgerichte uitstroomprofiel in het vso is nog steeds somber. Kwetsbare leerlingen in dit profiel hebben veel hulp en begeleiding nodig om een mbo 1-traject succesvol te kunnen doorlopen. Voor deze leerlingen kan een entreetraject binnen het vso uitkomst bieden om uitval te voorkomen.
De staat van het voortgezet onderwijs
Er zijn nog steeds grote verschillen tussen leerlingen in de kansen die zij krijgen om het voor hen optimale onderwijsresultaat te halen. Er zijn positieve trends, zoals het vaker gediplomeerd stapelen, maar er zijn ook nog zorgpunten. Onder meer het verschil in slagingspercentages tussen groepen leerlingen met verschillende achtergronden baart zorgen.
In het voortgezet onderwijs neemt de opstroom ten opzichte van het basisschooladvies toe. Tegelijkertijd blijven leerlingen vaker zitten in vergelijking met voorgaande jaren, stromen nog steeds veel leerlingen af en geven leerlingen aan dat zij meer schoolstress ervaren. Scholen dienen zorgvuldige afwegingen en de juiste keuzes te maken in schoolloopbanen. Leerlingen moeten voldoende uitgedaagd worden en hun potentie goed benutten, maar het overbevragen van leerlingen moet worden voorkomen.
Het lerarentekort is groot en blijft toenemen. Voor de vakken Nederlands en wiskunde worden veel leraren gezocht. Tegelijkertijd kan het afstemmen van het onderwijs op de behoeften van leerlingen beter. Beginnende leraren zeggen daarvoor nu niet altijd goed toegerust te zijn. Professionalisering heeft daarom prioriteit, ook bij tekorten.
De staat van het middelbaar beroepsonderwijs
Basisvaardigheden leggen de basis om goed te kunnen functioneren op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Een deel van de studenten behaalt nu wel een mbo-diploma, maar niet het bijbehorende referentieniveau voor Nederlandse taal. Door vakken als taal en rekenen meer beroepsgericht aan te bieden, worden deze mogelijk aantrekkelijker voor studenten.
Ook nu het onderwijs weer volledig fysiek is, hebben studenten nog veel welzijnsproblemen en zijn ze minder gemotiveerd om naar school te komen. Het blijft belangrijk om ervoor te zorgen dat studenten elkaar ontmoeten en zich verbonden voelen met hun opleiding en de instelling, zodat zij hun opleiding succesvol kunnen doorlopen.
Goede lessen hangen samen met de kwaliteit van docenten. De diverse studentpopulatie in het mbo vraagt om specifieke docentvaardigheden. Niet elke docent voelt zich nu goed toegerust om aan alle niveaus les te geven. Afstemming op de doelgroep, en tussen docenten en vakteams onderling, is cruciaal. Ook is het belangrijk om oog te hebben voor beginnende docenten, zodat zij blijven ontwikkelen en niet ten onder gaan aan een te hoge werkdruk en het onderwijs verlaten.
De staat van het hoger onderwijs
In het studiejaar 2022-2023 zijn minder studenten begonnen aan een opleiding in het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het wetenschappelijk onderwijs (wo). De afname is in het wo minder sterk dan in het hbo vanwege de instroom van internationale studenten. Minder studenten beginnen aan een tweedegraads lerarenopleiding of aan een universitaire lerarenopleiding en het aantal behaalde diploma’s bij deze opleidingen neemt af.
Studenten van wie de ouders niet in het hoger onderwijs (ho) hebben gestudeerd en studenten uit de lagere en midden-inkomensgroepen maken een relatief klein deel uit van de groep startende studenten in het ho. Deze scheve verdeling is al eerder in het onderwijs tot stand gekomen en wordt versterkt in selecterende opleidingen.
Het is onbekend met welk Nederlands taalniveau de meeste studenten in- of uitstromen. Studenten schatten hun eigen Nederlandse schrijfvaardigheid behoorlijk hoog in. Studenten aan Engelstalige opleidingen krijgen nauwelijks de mogelijkheid om hun Nederlandse schrijfvaardigheid te oefenen.
Veel studenten kost het moeite om zelf een stageplaats te vinden. Dit leidt soms tot studievertraging. Sommige studenten hebben bovendien te maken met stagediscriminatie, bij het zoeken naar een stage en tijdens de stage.