Rekenen en taal in het basisonderwijs blijven een probleem. Te weinig leerlingen halen het niveau om soepel de overstap naar het voortgezet onderwijs te maken. Scholen werken hard aan verbetering. De stichtingen Kerobei (Limburg) en KOE (Enschede) boeken vooruitgang met een combinatie van datagedreven werken en het open gesprek.

Waar het gaat om de basisvaardigheden rekenen en taal worden de nagestreefde referentieniveaus [zie kader] vaak niet gehaald aan het einde van het primair onderwijs (po). Veel leerlingen die – met name bij rekenen – niet minimaal het streefniveau scoren, ondervinden in het voortgezet onderwijs (vo) of later problemen. Besturen, scholen en opleidingen maken daarom flink werk van het verbeteren van de basisvaardigheden. Zo ook de stichtingen Kerobei en KOE.

Datagedreven werken

Kerobei is een stichting voor primair onderwijs met 17 scholen in Limburg. Om meer grip te krijgen op het niveau van basisvaardigheden van hun leerlingen, zet Kerobei in op data. Monique Peeters, directeur van één van de scholen, legt uit hoe datagedreven werken bijdraagt aan het strakker monitoren van de prestaties van leerlingen. “Kijk je naar de data”, zegt Monique, “dan heb je een completer beeld van waar iedereen staat op het gebied van taal en rekenen. Het aanbod kun je vervolgens aanpassen op basis van de verzamelde gegevens. Bij ons op school houden we meer data bij dan gemiddeld. Deze data gebruiken we voor het bepalen van de ontwikkelbehoefte van de leerling. Denk hierbij aan algemene gegevens zoals de leeftijd, maar ook achtergrondgegevens zoals leerstoornissen of een anderstalige achtergrond en gegevens over de thuissituatie, zoals scheiding en ernstig zieke ouders. Verder vinden we het belangrijk dat leerlingen gemonitord worden op sociaal-emotioneel gebied, al zijn deze gegevens grotendeels subjectief. Hierbij kijken we bijvoorbeeld naar betrokkenheid en motivatie.”  

De data van de leerlingen worden geanalyseerd en vergeleken met het landelijk gemiddelde. Daarbij moet je wel rekening houden met de schoolweging van iedere school, relativeert Kerobei-bestuursvoorzitter Hennie Biemond. “We hebben natuurlijk de ambitie om het landelijk gemiddelde te halen. Maar het is niet eerlijk om elke school langs dezelfde lat te leggen. De ene school heeft een hogere weging dan de andere.” Een schoolweging wordt berekend op basis van een aantal factoren, zoals het opleidingsniveau van de ouders van het kind, het land van herkomst van de ouders en of er bijvoorbeeld schulden zijn.

Daarnaast is het belangrijk om te weten hoe je de referentieniveaus het beste kunt interpreteren, aldus Monique. “De ontwikkeling van het kind op het gebied van taal en lezen gaat sneller dan bij rekenen. Een belangrijke factor om je bewust van te zijn. Naast alle harde data, kijk je uiteraard ook naar de achtergrond van het kind en hoe het kind in zijn vel zit."

Open gesprekken voeren

Data verzamelen klinkt als een extra taak op het bordje van leerkrachten. Vraagt het niet te veel van ze? Als je eenmaal weet hoe het werkt, is het goed te doen, vindt zowel Monique als Hennie. Ook spant Kerobei zich in voor de ondersteuning. Hennie: “Leerkrachten zijn vanuit de pabo niet opgeleid in datagedreven werken. Daarom bieden we daar voldoende begeleiding in. De datagesprekken worden gevoerd tussen het bestuur en de directeuren en teamleiders van de scholen. De begeleiding van de leerkrachten vindt op verschillende manieren plaats, in eerste instantie door de teamleider. Bij de vorm kun je denken aan observaties, feedbackgesprekken en doelstellingsgesprekken, of een vraagbaak als de leerkracht even wil sparren. Voor beginnende leerkrachten of collega’s die nieuw op school komen, is er een maatje beschikbaar voor vragen.

“De leerkrachten zijn bereid tijd te steken in het werken met data.” Stichting Kerobei

Op mijn school zijn ook twee leerkrachten met een didactisch en pedagogisch specialisme. Zij observeren bij collega's in de klas en voeren feedbackgesprekken, in het kader van collegiale consultatie. En leerkrachten ondersteunen elkaar door te sparren en door het gezamenlijk voorbereiden van lessen.” De wil om met de data aan de slag te gaan is er. Gelukkig voelen de leerkrachten van Kerobei de urgentie, zegt Monique. “Iedereen is bereid er tijd in te steken. Dat is heel fijn.” Hennie: “Reflecteren op de resultaten van je eigen klas en die ook willen delen, is al even belangrijk. Gelukkig kunnen we er open gesprekken over voeren met elkaar.”

Open gesprekken voeren over resultaten, ook stichting Katholiek Onderwijs Enschede (KOE) ziet de meerwaarde. We praten met elkaar in alle lagen van de stichting, zegt bestuursvoorzitter Marc Nij Bijvank. “De teamleden op de scholen gaan met elkaar in gesprek over de resultaten van de basisvaardigheden, scholen met dezelfde weging, maar de directeuren en intern begeleiders van de verschillende scholen bijvoorbeeld ook. Daar komt ontzettend waardevolle informatie uit.”

Scherpe analysevragen

De verbinding opzoeken in het verbeteren van basisvaardigheden is iets wat KOE sinds de pandemie meer en meer doet. De door corona ontstane achterstanden en met name de toegenomen verschillen baarden de stichting zorgen, vertelt Marit Kruiskamp, kwaliteitsmanager van KOE. “We hebben niet gewacht tot het extra overheidsgeld vrij zou komen om de achterstanden aan te pakken. We wilden zo snel mogelijk aan de slag.”

“De leerlingen zijn een gegeven. Het is wat je als team doet, dat voor verandering zorgt.” Stichting KOE

Om te weten wat je kunt verbeteren, heb je goed zicht nodig op het probleem. Dat lukt niet zonder eerst goed onderzoek te doen naar het verhaal achter de resultaten. Daar komt het gesprek op alle lagen dus goed van pas, vertelt Marit. “We hebben eerst scherpe analysevragen opgesteld. Daarna zijn we gesprekken gaan voeren om te kijken wat er nou precies speelt op de scholen en hoe dat te koppelen is aan interventies om de resultaten onder andere op het gebied van basisvaardigheden te verbeteren.”

Is dat allemaal helder, dan kun je je aanbod gaan aanpassen. Marit: “We zeggen altijd: de leerlingen zijn een gegeven. Het is wat je als team doet, dat voor verandering zorgt. Dat lijkt een open deur, maar door het hier met elkaar over te hebben, zet je mensen toch aan het denken. Uiteindelijk zien we ook dat leerkrachten hun aanbod aanpassen en dat komt de resultaten ten goede.”

Groei belangrijker dan getallen

Een bestuur is er ook om te helpen bij het stellen van realistische doelen, zegt Marit. “Sommige scholen willen met 6 actiepunten tegelijk aan de slag. Wij zeggen dan: begin eens met 2 van die punten.”

“Door data bij te houden en te evalueren, zie je veel duidelijker dat je dagelijkse werk ertoe doet.” Stichting Kerobei

Uiteindelijk zijn de scores op basisvaardigheden maar getalletjes, zegt Marc. “We hebben niet de beste scores van het land, dat hoeft ook niet, maar op veel van onze scholen zijn de opbrengsten wel boven verwachting. Daarbij zijn we heel goed geworden in vragen stellen en analyseren en dit om te zetten in plannen. We hebben enorme stappen gezet. Ik ben er trots op dat we een plan van aanpak hebben gevonden dat recht doet aan de kinderen.”

Marit: “Natuurlijk is onze ambitie om 100% van de leerlingen op 1F-niveau te krijgen. Daar zijn we nog niet. Maar als we kijken naar de groei, dan ligt die boven het landelijke gemiddelde. Daar ben ik ontzettend trots op.”

De stichting Kerobei is ook blij met de geboekte resultaten. Het volgen van de data heeft ervoor gezorgd dat het aanbod veel beter aansluit bij de behoeften van de kinderen en de resultaten zichtbaar zijn verbeterd. Hennie vindt het erg fijn om te zien dat alle inspanningen hun vruchten afwerpen. Hennie: “Dat onze invloed bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen, dat is heel mooi.” Monique: “Door data bij te houden en hierop te evalueren, zie je veel duidelijker dat je dagelijkse werk er inderdaad toe doet. Dat geeft energie.”

Wat zijn referentieniveaus?

De referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen geven aan welk niveau leerlingen en studenten minimaal moeten kennen en kunnen op belangrijke overgangsmomenten in hun schoolloopbaan. Het fundamentele niveau (F-niveau) is de basis die zoveel mogelijk leerlingen moeten beheersen. Het streefniveau (S-niveau) is voor leerlingen die meer aankunnen. Alle referentieniveaus samen vormen het referentiekader Nederlandse taal en rekenen dat vorig jaar is geëvalueerd (SLO et al., 2022). Het referentiekader geldt voor het (s)bo, (v)so (met uitzondering voor zeer moeilijk lerende en meervoudig gehandicapte leerlingen), vo en mbo (alleen Nederlandse taal).

Voor Nederlandse taal zijn 4 fundamentele niveaus (1F, 2F, 3F en 4F) beschreven. De niveaus geven een toenemende moeilijkheidsgraad in basiskennis en vaardigheden aan. Voor Nederlandse taal geldt dat het streefniveau gelijk is aan het opvolgende fundamentele niveau. Voor rekenen zijn er naast 3 fundamentele niveaus (1F, 2F en 3F) ook 3 aparte streefniveaus (1S, 2S en 3S). De fundamentele niveaus richten zich op basale kennis en inzichten en op een meer functionele benadering van rekenen. De streefniveaus richten zich meer op formeel rekenen en op meer abstracte wiskunde (Expertgroep doorlopende leerlijnen Taal en Rekenen, 2009). Om voldoende geletterd en gecijferd deel te kunnen nemen aan de samenleving is beheersing van referentieniveau 2F nodig. Gebaseerd op aanbevelingen van de commissie Meijerink is de ambitie dat aan het einde van het po 85% van de leerlingen referentieniveau 1F (Nederlandse taal en rekenen) en 65% 2F (Nederlandse taal) en 1S (rekenen) heeft gehaald (Expertgroep doorlopende leerlijnen taal en rekenen, 2008). De volgende niveaus gelden per onderwijstype: po (1F), vmbo en mbo 1/2/3 (2F), havo en mbo-4 (3F) en vwo (rekenen: 3F en Nederlandse taal: 4F).

Bron: Inspectie van het Onderwijs (2023). De Staat van het Onderwijs 2023. Inspectie van het Onderwijs.