Dat we te maken hebben met een lerarentekort is bekend. Ook zal het probleem niet zomaar opgelost zijn. Maar welk effect heeft het nu op de praktijk, hoe gaan de scholen er zelf mee om? Gesprekken met het onderwijsveld laten zien dat er hard gewerkt wordt aan mooie en duurzame oplossingen.
Het tekort aan leraren wordt steeds groter. Op iedere 10 werkplekken voor een leraar in het basisonderwijs, blijft 1 plaats leeg. Ook in het vo en so zijn de percentages hoog. Leerlingen naar huis sturen is geen optie. Scholen doen er dan ook alles aan om de gaten in de roosters op te vullen. In het basisonderwijs zien we steeds vaker noodmaatregelen als onderwijs op afstand, het samenvoegen van klassen, en het inzetten van ondersteunend personeel.
"De noodmaatregelen leggen veel druk op de scholen en het water staat bij vele al aan de lippen.”
Heldere visie
Met maatregelen die uit nood geboren worden, wil je alleen niet al te lang werken, zegt Joos Francke, inspecteur bij de Inspectie van het Onderwijs. “Dit is natuurlijk niet hoe je de komende jaren door wilt gaan. De noodmaatregelen leggen veel druk op de scholen en het water staat bij vele al aan de lippen.”
Maar noodmaatregelen kunnen ook goed uitpakken, ziet collega-inspecteur Mark Oortwijn. “In de coronacrisis was het thuisonderwijs zo geregeld en het werkte ook nog. Je zag wel dat scholen het in het tweede jaar een stuk beter georganiseerd hadden. Toen hadden ze er een betere visie op. Een heldere visie is cruciaal voor het laten slagen.”
Nadenken over andere manieren van werken en het anders organiseren van het onderwijs kan goed helpen bij het verminderen van lerarentekorten, vindt Joos. Maar zo’n verandering moet wel goed georganiseerd worden. “Kijk bijvoorbeeld naar het opzetten van leerpleinen, onderwijs in kleinere groepjes. Dat heb je niet zomaar gerealiseerd. Een gebouw moet erop toegerust zijn. Daarnaast zijn sommige leerkrachten gewend om alleen met een eigen klas te werken. Dus je moet als school ook investeren in het verbeteren van de samenwerking. Vertrouwen in elkaar en in de aanpak kan ook niet ontbreken. Bespreek de verwachtingen goed en maak daar afspraken over, zodat je ook weet waar je op kunt vertrouwen.”
Gedragscoaches inzetten
Dat het inzetten van andere functies heel goed kan werken, daar zijn de scholen van Hub Noord-Brabant een goed voorbeeld van. Hub Noord-Brabant heeft 6 scholen die speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal voortgezet onderwijs bieden.
Ook hier hebben ze te kampen met de gevolgen van het lerarentekort. Maar met minder personeel voor de klas staan is geen optie. Zeker niet in de zorgklassen, zegt teamleider Ivonne van Dijk. Zorgklassen zijn er voor kinderen met veelal een (zeer) ernstige verstandige beperking. “Wat wel werkt is gebruik maken van andere functies. We experimenteren al 3 jaar met het anders organiseren van het onderwijs en dit jaar zijn we gestart met het inzetten van gedragscoaches. Zij staan nu een aantal dagen voor de klas samen met een onderwijsassistent.”
Linda van der Aa, leerkracht van de zorgklassen van groep 2 met kinderen van 6 tot en met 8 jaar, is erg blij met de versterking. “Het is een hele mooie aanvulling. Ik vind het heel prettig werken.”
Maar afgestudeerde pedagogisch medewerkers hebben geen lesbevoegdheid. Hoe gaan de scholen daarmee om? Ivonne: “Je moet ervoor zorgen dat er altijd een bevoegde leerkracht in de buurt is op het moment dat een gedragscoach voor de klas staat. Daarnaast moet je goede afspraken met elkaar maken, over de taakverdeling en wat je precies van elkaar verwacht.”
Uitstroom voorkomen
Inspecteur Mark vindt het mooi dat scholen slimmer omgaan met de talenten die ze al aan boord hebben. “De vijver om uit te vissen kun je momenteel niet groter maken, de mensen zijn er simpelweg niet. Dat betekent dat je goed moet kijken naar wat je als school kunt met de mensen die je hebt.”
Maar, zegt hij, er kan ook nog veel winst behaald worden bij het enthousiasmeren van mensen voor het onderwijs. “In het speciaal onderwijs is het lastig om mensen te vinden die met deze doelgroep aan de slag wil. Laat pabostudenten daarom juist stage lopen op de scholen met een complexe samenstelling. Dan kunnen ze er alvast aan proeven.” Dit betekent dan wel dat ze goed moeten worden begeleid. Het is een feit dat jonge leraren soms afhaken als ze te snel ‘in het diepe gegooid’ worden. Lees hierover meer in de kadertekst aan het eind van dit artikel.
Scholen moeten daarom blijven werken aan het behouden van net-afgestudeerden. De uitstroom onder deze groep is nog steeds te hoog, zegt inspecteur Joos. “Daar kun je iets aan doen. We zien in de praktijk dat goede begeleiding van beginnende leraren erg belangrijk is. Op veel scholen worden ze aan ervaren collega’s gekoppeld, wordt er goed gekeken of ze niet te veel taken hebben en tegelijkertijd worden ze voldoende uitgedaagd. Op deze manier kun je uitval of uitstroom voorkomen.”
“Via onze tevreden medewerkers komen we vaak aan nieuwe kandidaten.”
Bevlogen medewerkers
Bij Hub Noord-Brabant wordt in ieder geval goed gelet op beginnende leraren. Maar de ervaring leert ook dat als je er eenmaal werkt, je niet meer weg wil, zegt leerkracht Linda. “Het is zo’n mooi vak. Veel van mijn collega’s werken hier al ruim 20 jaar.” Ivonne zegt dat het de fijne werksfeer, prettige collega’s maar ook de kleine successen zijn die het werk glans geven. “Het gaat hier echt om de kleine stapjes. Wij zijn dolgelukkig als een kind zelfstandig zijn jas aantrekt of als een leerling je aankijkt die dat eerst niet durfde.”
Dat er op de scholen zoveel enthousiaste medewerkers werken, helpt bij het aantrekken van nieuw talent, zegt Ivonne. “De onderwijsstakingen en berichtgeving over de tekorten hebben het imago van het onderwijs geen goed gedaan. Gelukkig hebben wij veel aan onze mond-tot-mond reclame. Via onze tevreden medewerkers komen we vaak aan nieuwe kandidaten.” Linda: “Dat je zelf enthousiast bent over je werk, komt ook over op andere mensen.”
Het onderwijs kan niet zonder al deze bevlogen medewerkers, zegt inspecteur Mark. Daarnaast is hun liefde voor het vak belangrijk in het helpen oplossen van de tekorten. “Ze werken keihard, willen er ook graag alles aan doen om de problemen op te lossen. Dat is ontzettend mooi. Alleen, je kunt dit niet voor altijd van ze blijven vragen, anders vallen ook zij uit en zijn we helemaal nergens.”
Deel beginnende leraren voelde zich niet voldoende voorbereid op bepaalde onderdelen
Begin schooljaar 2022-2023 hebben we beginnende leraren, 316 in het po en 247 in het vo, gevraagd naar de mate waarin ze zich voorbereid voelen op een aantal belangrijke onderdelen van het lesgeven. De meerderheid van de beginnende leraren voelde zich voldoende tot goed voorbereid op pedagogisch (po: 89,1% en vo: 80,4%) en didactisch (po: 89,5% en vo: 84,9%) handelen. Maar op sommige aspecten van de praktijk voelde een deel (een derde of meer) van de beginnende leraren zich niet voldoende voorbereid. In het po was dit met name het geval voor samenwerken met ouders en het benutten van digitale middelen in de didactiek.
In het vo ging dit vooral om het begeleiden van leerlingen, het toerusten van leerlingen om deel te nemen aan een pluriforme en democratische maatschappij (burgerschap) en het werken in de schoolorganisatie. Bij de begeleiding richt de meerderheid van de scholen zich echter op vaardigheden die beginnende leraren al zeggen te bezitten en ligt de focus minder vaak op het bevorderen van vaardigheden waar de beginnende leraar zich minder op voorbereid voelde.
Bron: Inspectie van het Onderwijs (2023). De Staat van het Onderwijs 2023. Inspectie van het Onderwijs.