Leerlingen die niet het gewenste taalniveau behalen, voelen hun hele schoolloopbaan de gevolgen daarvan. “Sommige leerlingen wisten niet wat het woord omheining betekende. Dan wordt een rekensom waarbij je de omtrek moet berekenen ineens heel lastig”, vertelt Karin Gubbens, docent scheikunde op het Vlietland College in Leiden. Op veel scholen staat integratie van taal- en vakonderwijs op de kaart, maar voor de schoolleiding van het Vlietland College was dit voorbeeld een van de vele signalen dat er iets moest veranderen. De taalvaardigheid van hun leerlingen liep terug – en dat raakte niet alleen het vak Nederlands. Inmiddels is het ze gelukt: ze hebben een taalcultuur op school gecreëerd waarin taal in álle vakken een rol speelt. 

Portretfoto van Tommy Hopstaken
Tommy Hopstaken, docent Nederlands op het Vlietland College en een van de kartrekkers van het taalbeleid

Oplopende taalproblemen in alle vakken

Zo’n zes jaar geleden besloot de school werk te maken van een stevig taalbeleid. Niet alleen omdat dit verplicht werd, maar ook vanuit een eigen, groeiende urgentie. “We liepen tegen taalproblemen aan bij exacte vakken, bij praktijkvakken, overal”, vertelt Tommy Hopstaken, docent Nederlands en een van de kartrekkers van het taalbeleid. “Leerlingen hadden moeite met begrijpend lezen, met het schrijven van duidelijke antwoorden, met spelling en interpunctie. Dat maakt het moeilijk om te beoordelen of ze de stof wel of niet begrijpen.”

Karin zag in de praktijk al dat taalbewust werken loont: “Sinds ik veel preciezer ben gaan formuleren in mijn lessen en toetsen, en aandacht besteed aan hoe je een goed antwoord formuleert, zijn de resultaten beter geworden.”
 

“Leerlingen hadden moeite met begrijpend lezen, met het schrijven van duidelijke antwoorden, met spelling en interpunctie. Dat maakt het moeilijk om te beoordelen of ze de stof wel of niet begrijpen.”

Een jongen leest een boek in de schoolmediatheek

Samen het taalbeleid ontwikkelen

De eerste stap richting verandering was het betrekken van collega’s. Niet van bovenaf een maatregel opleggen, maar samen het probleem analyseren. “Hiervoor ontwikkelden we een schoolbrede 'taalscan'. Die bestaat onder andere uit panelgesprekken, vragenlijsten en diagnostische toetsen. We brengen in kaart waar op school het probleem zit dat we willen oplossen”, vertelt Tommy. “Daar kwam een verrassend eenduidig beeld uit. Iedereen liep tegen dezelfde dingen aan.”

Die gedeelde diagnose zorgde voor breed draagvlak. “We hebben het taalbeleid echt samen ontwikkeld,” zegt Karin. “En het werd iets van ons allemaal – niet van ‘de sectie Nederlands’ alleen.” Inmiddels is het taalteam uitgebreid met docenten uit allerlei vakgebieden. Samen vormen ze een werkgroep die het beleid verder uitwerkt en collega’s ondersteunt bij het vormgeven van taalrijk onderwijs.

“Het taalbeleid werd iets van ons allemaal – niet van ‘de sectie Nederlands’ alleen.”

Portretfoto van Karin Gubbens
Karin Gubbens, docent scheikunde op het Vlietland College

In plaats van meteen groots te hervormen, begon het team bewust klein. “We kozen voor maatregelen die weinig tijd kosten, maar wel meteen zichtbaar maken dat taal belangrijk is”, vertelt Tommy. De belangrijkste en meest opvallende maatregel: vijf minuten lezen aan het begin van elke les, bij élk vak. Of het nou wiskunde, biologie of maatschappijleer is: de les begint met stilte en een leesboek.

Dat had meerdere voordelen. “Voor leerlingen is het een helder signaal: taal doet ertoe, altijd en overal”, zegt Tommy. Maar ook voor docenten bleek het winst op te leveren. Karin: “Die vijf minuten creëren rust. Leerlingen komen binnen, pakken hun boek en beginnen te lezen. Die rust zet de toon voor de rest van de les. Dat inzicht zorgde er ook voor dat we alle docenten meekregen in dit beleid.” 

“Of het nou wiskunde, biologie of maatschappijleer is: de les begint met stilte en een leesboek.”

Drie leerlingen zitten in de schoolmediatheek

Taalbewustzijn en taalplezier

Naast de vijf minuten lezen, ontwikkelde de school meerdere praktische interventies. De mediatheek speelt daarin een centrale rol. Deze is de afgelopen jaren omgevormd tot een uitnodigende plek die leesplezier ademt. Geen stoffige kasten met vergeelde boeken, maar een lichte, open ruimte midden in het schoolgebouw, ingericht als een moderne boekwinkel. Boeken worden frontaal gepresenteerd, thematafels wisselen regelmatig en er zijn creatieve acties, zoals een ‘blind date met een boek’: ingepakte boeken met alleen een paar steekwoorden op de verpakking. Pas thuis zie je wat je gekozen hebt. “Onze collega’s in de mediatheek zijn goud waard”, zegt Tommy. “Zij zorgen ervoor dat leerlingen zich welkom voelen, helpen hen een boek te vinden dat past en weten leesweerstand om te buigen naar nieuwsgierigheid.” Het resultaat? Een stijging van 80% in het aantal uitgeleende boeken.

“Het resultaat? Een stijging van 80% in het aantal uitgeleende boeken.”

Een andere succesvolle interventie is de taalbonus. Leerlingen kunnen op toetsen een extra 0,2 punt verdienen als ze een ‘geheime’ toetsvraag taalkundig foutloos beantwoorden. De docent kiest vooraf één vraag waarop gelet wordt – leerlingen weten niet welke. “Zo stimuleer je ze om bij elke vraag zorgvuldig te formuleren”, legt Karin uit. “Doordat docenten maar op één vraag hoeven te letten, blijft het voor hen ook behapbaar. En het werkt: leerlingen schrijven netter en letten beter op spelling en zinsbouw.”

Zelfgetekende boekcovers hangen aan een lijn met knijpers
Door leerlingen geschreven boekrecensies hangen aan een lijn met knijpers

Inmiddels is de school klaar voor een grotere stap. Tommy: “We onderzoeken momenteel of we de leesroutine langer kunnen maken dan vijf minuten, door structureel vaste momenten ‘begeleid vrij lezen’ in het lesrooster op te nemen. Waar de vijf minuten nu vooralsnog een signaalfunctie – ‘lezen is overal belangrijk!’ – hebben, kun je met een langere leesroutine ook echt stappen zetten in het verbeteren van de leesvaardigheid.”

Taal als gedeelde verantwoordelijkheid

Wat dit taalbeleid bijzonder maakt, is dat iedereen eraan meewerkt. “We praten erover in studiedagen, in panels met leerlingen en collega’s en we passen het aan waar nodig”, zegt Tommy. “Het is geen statisch beleid, maar iets dat met ons meegroeit.” Een belangrijk uitgangspunt is dat taal niet alleen de verantwoordelijkheid van de sectie Nederlands is. “Taal is een basisvaardigheid die je nodig hebt bij élk vak. Dus moeten we er allemaal iets mee doen”, zegt Karin. “En als je het goed aanpakt, levert het docenten ook iets op: rust, structuur, betere antwoorden en meer betrokkenheid.”

“Het is geen statisch beleid, maar iets dat met ons meegroeit.”

Leerlingen kiezen een boek uit in de schoolmediatheek

De impact van het taalbeleid is op meerdere niveaus voelbaar. “Het belangrijkste is misschien wel dat taal leeft op school”, zegt Tommy. “Leerlingen geven in enquêtes aan dat ze taal belangrijk vinden. Niet iedereen vindt lezen leuk – maar bijna iedereen ziet het nut ervan in.” De resultaten van het vak Nederlands stijgen licht. Bij diagnostische toetsen in klas 1 en 3 blijft het taalniveau stabiel – terwijl landelijk juist een daling zichtbaar is. “Je kunt nooit met zekerheid zeggen welke interventie dat veroorzaakt”, zegt Tommy. “Maar het lijkt erop dat we de dalende trend in elk geval hebben weten te keren. We krijgen ook regelmatig van andere scholen de vraag hoe wij dit aangepakt hebben. Daarom denken we ook na over de overdraagbaarheid van onze aanpak. Zo kunnen we andere scholen helpen met het opzetten van een levendige taalcultuur.”

De taalvaardigheid van leerlingen staat onder druk. In het hoofdstuk Basisvaardigheden van het rapport De Staat van het Onderwijs 2025 vragen we opnieuw aandacht voor het behalen van het gewenste referentieniveau.