Column van Janneke Sleenhof

Leraren in het voortgezet onderwijs besluiten elk jaar welke leerlingen over gaan en welke leerlingen blijven zitten. Janneke Sleenhof werkt 12 jaar als leraar Nederlands in Eindhoven. Ze onderzocht hoe overgangsbeslissingen tot stand komen en ontwikkelde een training om deze zo objectief mogelijk te houden. De training biedt scholen concrete handvatten die er mede voor kunnen zorgen dat iedere leerling de kansen en mogelijkheden krijgt die passen bij diens capaciteiten. Het doel? Iedere leerling op de juiste plek!

Zittenblijven voor meeste leerlingen niet effectief

Veel leerlingen in het voortgezet onderwijs moeten een jaar overdoen. Dit komt vaker voor onder de groepen leerlingen die al in het basisonderwijs minder kansen kregen, zoals leerlingen met ouders met maximaal een mbo-2-opleiding of met ouders uit de lagere inkomensgroepen. Ook verschillen scholen onderling in het percentage leerlingen dat blijft zitten in het voorexamenjaar. Dit hangt mede samen met de regio waar de school staat en, in het vmbo, met het aanbod aan schoolsoorten. Bij de beslissing van scholen om leerlingen een jaar over te laten doen, speelt volgens leraren de achtergrond van leerlingen geen (bewuste) rol. Zittenblijven is voor de meeste leerlingen ineffectief: resultaten worden niet beter en het demotiveert leerlingen. Zittenblijven moet dan ook zoveel mogelijk voorkomen worden.

De Inspectie van het Onderwijs onderzocht eerder het nut van zittenblijven in het voortgezet onderwijs. In het voorjaar van 2024 wordt er een nieuw onderzoek over dit onderwerp gepubliceerd op onderwijsinspectie.nl. 

Uit De Staat van het Onderwijs 2024, blz. 45.

Janneke Sleenhof, docent Nederlands voortgezet onderwijs ©Mons Broeksteeg

Een aantal jaar geleden zat ik bij de zoveelste overgangsvergadering. Een moment waar voor veel leerlingen een belangrijk besluit wordt genomen. Na afloop vroeg ik me af of we dat wel goed hadden gedaan voor alle leerlingen. Klopte het wel dat de ene leerling over mocht gaan, en de andere leerling moest blijven zitten? En hoe neem je eigenlijk een goed besluit? Ik heb daarom een onderzoek uitgevoerd naar hoe we betere, objectievere beslissingen kunnen nemen. Hiervoor sprak ik met leraren van verschillende scholen en heb ik veel overgangsvergaderingen bijgewoond.

Overgangsvergadering

Tijdens een overgangsvergadering bespreken leraren welke leerlingen over gaan naar het volgende jaar en welke leerlingen moeten blijven zitten. Overgangsvergaderingen vinden aan het eind van elk schooljaar plaats.

“Klopte het wel dat de ene leerling over mocht gaan, en de andere leerling moest blijven zitten?”

Tijdens die vergaderingen zag ik enorm grote verschillen. Tussen scholen, maar ook binnen één school. Elke vergadering kende een andere sfeer en structuur. Waar de ene vergadering een strakke planning volgde, waren andere vergaderingen ongestructureerd. Eén leraar noemde het zelfs survival of the fittest: je moest roepen om aan het woord te kunnen komen.

Ik zag dat het verloop van zo’n vergadering bepalend kon zijn voor de besluitvorming. Minder duidelijke structuur en afspraken zorgen voor minder gelijke kansen voor alle leerlingen. Eén van de leraren vertelde mij dat leerlingen ook een beetje geluk moesten hebben met hun coach of mentor. Als die goed voor een leerling kon pleiten, was de kans groter dat die leerling het jaar niet over hoefde te doen.

“De besluitvorming moest vooral objectiever.”

Verschillen bleken dus groot, maar hoe kon het nu beter? De besluitvorming moest vooral objectiever, zag ik. Niet volledig objectief, dat is niet mogelijk en ook niet wenselijk. De persoonlijke input en visies van leraren zijn juist ook belangrijk. En toch wil je dat elke leerling een gelijke kans krijgt. Daarom ging ik op zoek naar een manier waarop je het besluit zo objectief mogelijk kunt maken.

Uit mijn onderzoek blijkt dat een vergadering aan vier elementen moet voldoen. (1) Een duidelijke structuur. Dat werkt meteen als stappenplan van opening tot besluit. (2) De mentor of coach komt voor elke leerling met een weloverwogen, onderbouwd voorstel. Dat voorstel moet vooral een goed beeld van de leerling laten zien. (3) Weeg de argumenten: bespreek, per leerling wat de doorslag geeft. Bij de ene leerling kan bijvoorbeeld de houding erg bepalend zijn. Een andere leerling heeft wellicht net privé iets heftigs meegemaakt, dan is een argument over houding irrelevant. (4) Neem het toekomstperspectief mee. Wat geeft een leerling de beste kans van slagen?

Deze 4 elementen heb ik verwerkt in een training voor leraren, mentoren en teamleiders. De training helpt hen om betere beslissingen te nemen over hun leerlingen. De training rol ik nu samen met een team uit binnen Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) (zie kadertekst onderaan). Een aanpak die voor alle teams goed werkt, bestaat niet. We kijken daarom samen met scholen waar behoefte aan is en waar er ruimte is voor verbetering. Daar passen we de training op aan en gaan we mee aan de slag.

“Bespreek wat je van elkaar verwacht.”

Een voorwaarde voor een goede overgangsvergadering is een gedeelde visie. Deze ontbreekt alleen vaak. En de vergaderingen gaan steeds op dezelfde manier omdat dat eenmaal al tijden zo gebeurt. Het is belangrijk om het hier binnen het team over te hebben, voordat je verder aan de slag gaat met de overgangsvergaderingen. Bespreek bijvoorbeeld: hoe hebben wij onze leerlingen in beeld? Welke rollen zijn er tijdens de vergadering? Wat verwachten we van iedere rol? Hoe creëren we een open en veilige sfeer? Welke argumenten vinden wij belangrijk voor een vmbo-, havo- of vwo-leerling?

Bespreek dus wat je van elkaar verwacht. En hoe je wil dat een vergadering verloopt. Dat is al een mooie stap die kan bijdragen aan het onderliggende doel: dat iedere leerling op de juiste plek terechtkomt.

Scholen die meer interesse hebben in de training kunnen mailen naar obo@omo.nl